3 Waaraan refereert een naam?

Realisten zijn er van overtuigd dat de werkelijkheid echt bestaat en dat de woorden die we gebruiken verwijzen naar de dingen in die werkelijkheid. Aan de hand van de ideeën van een zeer oude en een meer recente filosoof beargumenteer ik dat deze opvatting onhoudbaar is en tot een wonderlijke paradox leidt.

3.1 Een citaat van Russell

In dit hoofdstuk citeer ik een tekst van Bertrand Russell over een redenering van de Griekse filosoof Parmenides

Een aantal alinea’s heb ik genummerd ten behoeve van de erop volgende bespreking.
Russell schrijft in zijn ‘Geschiedenis der Westerse Filosofie’ [1] over de filosofie van Parmenides het volgende:

Het ding, dat kan worden gedacht en dat, terwille waarvan de gedachte bestaat, is hetzelfde; want er bestaat geen gedachte zonder iets waarop zij betrekking heeft.”

“De kern van dit betoog komt”, aldus Russell, “hierop neer: wanneer men denkt, denkt men aan iets. Dus vereisen zowel het denken als het spreken objecten buiten zichzelf. En aangezien men over iets kan denken of spreken op verschillende tijden, moet het gedachte en gesprokene te allen tijde bestaan. Dus kan er geen verandering zijn, aangezien verandering het ontstaan en vergaan van dingen inhoudt. (…)

Stel bijvoorbeeld dat ge spreekt over George Washington. 

Zolang er geen historisch persoon is, die deze naam heeft gedragen, heeft deze naam (naar het schijnt) geen zin, en missen zinnen, die deze naam bevatten, ook alle betekenis. Parmenides nu houdt vol, dat George Washington niet alleen heeft bestaan in het verleden, maar dat hij tot op zekere hoogte nog altijd moet bestaan, daar wij nog altijd op zinvolle wijze zijn naam kunnen gebruiken. Dit is kennelijk onjuist, maar hoe zit het er dan eigenlijk mee? (…)

Het schijnt, dat er slechts twee mogelijkheden zijn: de ene is, dat hij nog steeds bestaat, en de andere, dat wij, wanneer wij de woorden “George Washington” gebruiken, niet in werkelijkheid spreken over de man, die deze naam droeg. Beide klinkt paradoxaal, maar het laatste in mindere mate, en ik wil proberen aan te geven, in welke betekenis het inderdaad zo is.

(1) Parmenides neemt aan, dat de woorden een vaststaande betekenis hebben; hierop is geheel zijn betoog gebaseerd, en hij gaat er van uit als van iets onbetwistbaars.
(2) Ook al vermelden echter woordenboek en encyclopedie de officiële en maatschappelijk gesanctioneerde betekenis van een woord, toch hebben geen twee mensen, die hetzelfde woord gebruiken, ook precies hetzelfde in gedachten.
(3) George Washington zelf kon zijn naam en het woord “ik” als synoniemen gebruiken. Hij kon zijn eigen gedachten en de bewegingen van zijn lichaam waarnemen, en dientengevolge zijn naam gebruiken met een voller betekenis, dan dit voor iemand anders mogelijk was.
(4) Zijn vrienden konden, wanneer zij in zijn tegenwoordigheid waren, de bewegingen van zijn lichaam waarnemen en zijn gedachten raden; voor hen duidde de naam George Washington nog een concrete, eigen ervaring aan.
(5) Na zijn dood traden voor hen herinneringen in de plaats van waarnemingen, wat een verandering ten gevolge had in het geestelijk proces, dat zich voltrok, wanneer zij zijn naam gebruikten.
(6) Voor ons, die hem nooit hebben gekend, staan de zaken weer anders. Wij kunnen ons zijn beeld voor ogen halen en zeggen: ja, dat was hij. We kunnen denken aan de eerste president van de Verenigde Staten. Wanneer wij heel weinig van hem afweten, is hij voor ons misschien alleen maar de man, die de naam George Washington droeg.
(7) Wát ook deze naam bij ons wakker moge roepen, niet de man zelf, die we nooit hebben gekend, maar iets, dat thans bestaat voor onze zintuigen, of herinnering, of gedachten.
(8) Dit bewijst de onhoudbaarheid van de redenering van Parmenides“.

3.2 Waarom Russells argumentatie niet deugt

Ik ga puntsgewijs in op de redenering van Russell.
(1) Parmenides neemt aan, dat de woorden een vaststaande betekenis hebben; hierop is geheel zijn betoog gebaseerd, en hij gaat er van uit als van iets onbetwistbaars.
Dit uitgangspunt van Parmenides is zo gek niet. We kunnen immers nog steeds over George Washington denken en spreken, ook al is hij reeds lang dood. De vraag echter waarover we dan eigenlijk spreken is terecht. Russell’s antwoord dat wij nu over iets anders spreken dan tijdgenoten destijds, is minder evident dan het lijkt. Natuurlijk leeft Washington niet meer en is hij voor ons hooguit een historische figuur. Voor zijn tijdgenoten daarentegen, stelt Russell, was hij een werkelijk bestaand persoon en wel de eerste president van de zelfstandig geworden Verenigde Staten. Stel dat Russell gelijk heeft, dus dat voor ons de naam George Washington een andere betekenis zou hebben dan voor zijn tijdgenoten. Denk vervolgens aan de theoretische mogelijkheid dat we met zo’n tijdgenoot zouden communiceren. Dan zou dat betekenen dat we over twee verschillende begrippen zouden communiceren met als noodzakelijk gevolg dat wij en die tijdgenoot elkaar wederzijds niet zouden kunnen begrijpen als we spraken over George Washington. Dit gedachte-experiment kunnen we niet uitvoeren, maar een andere vorm van communicatie is wel degelijk mogelijk.

Niets weerhoudt ons ervan om verhalen over George Washington, opgeschreven door tijdgenoten, te lezen, of ook bewaard gebleven brieven die tijdgenoten hem gestuurd hebben of die hij zelf aan tijdgenoten gezonden heeft. Dat gebeurt in de werkelijkheid vaak met historische documenten en we kunnen ons slecht voorstellen dat iemand na het lezen van zo’n oude brief verbaasd uit zou roepen: “Washington is toch allang dood? Ik lees hier dat hij een afkeer heeft van de chaos van de Franse revolutie, wat een onzin, die is toch ook al tweehonderd jaar geleden geëindigd?”

Hoewel zowel George als de Franse revolutie al meer dan twee eeuwen geleden ophielden te bestaan, kunnen we schriftelijke uitingen erover van tijdgenoten uitstekend begrijpen. Kennelijk heeft ons begrip ervan en dat van tijdgenoten zodanige overeenkomsten dat wij hen ook nu nog kunnen begrijpen. Dat pleit niet voor Russell’s opvatting dat wij en een tijdgenoot over verschillende zaken spreken; de stelling van Parmenides dat er bij de naam George Washington kennelijk iets bestaat wat zowel in zijn tijd als nog in de onze overeenkomstige betekenis heeft, lijkt zo gek nog niet.

(2) Ook al vermelden echter woordenboek en encyclopedie de officiële en maatschappelijk gesanctioneerde betekenis van een woord, toch hebben geen twee mensen, die hetzelfde woord gebruiken, ook precies hetzelfde in gedachten.
Op de vermelding van de ‘officiële en maatschappelijk gesanctioneerde betekenis van een woord in woordenboek en encyclopedie’ kom ik in het volgende hoofdstuk terug. De constatering dat geen twee mensen die hetzelfde woord gebruiken ook precies hetzelfde in gedachten hebben, onderschrijf ik. Kennelijk is dat ook niet nodig om er met elkaar over te kunnen communiceren.

(3) George Washington zelf kon zijn naam en het woord “ik” als synoniemen gebruiken. Hij kon zijn eigen gedachten en de bewegingen van zijn lichaam waarnemen, en dientengevolge zijn naam gebruiken met een voller betekenis, dan dit voor iemand anders mogelijk was.
Dat George Washington zijn naam en het woord “ik” geheel als synoniemen kon gebruiken zal ik niet bestrijden, hoewel de zin “Ik onderteken mijn brieven altijd met George Washington” toch niet precies gelijk is aan “George Washington ondertekent zijn brieven altijd met Ik”. Wat de “volheid van betekenis” moge inhouden laat ik maar in het midden.

(4) Zijn vrienden konden, wanneer zij in zijn tegenwoordigheid waren, de bewegingen van zijn lichaam waarnemen en zijn gedachten raden; voor hen duidde de naam George Washington nog een concrete, eigen ervaring aan.
Hier ontstaat een probleem. Ik beperk me even tot het aspect van het waarnemen van zijn lichaam. Het zou Russell goed uitkomen als Washington’s vrienden ook zijn gedachten konden ervaren, maar dat lukt nu eenmaal niet, dus maakt hij er maar van: raden. Iemands gedachten raden kan echter niet bepaald een concrete ervaring worden genoemd van een persoon in wiens nabijheid men zich bevindt en lijkt hier daarom niet ter zake.

Zijn vrienden konden hem zelf waarnemen, dus duidde zijn naam een concrete, eigen ervaring aan, redeneert Russell. Is dat zo? Op de momenten dat ze bij hem zijn kunnen ze hem inderdaad waarnemen. Russell stelt terecht dat ze op die momenten de bewegingen van z’n lichaam kunnen waarnemen. Stel, op een bepaald moment zit Washington tegenover een vriend in een fauteuil een pijp te roken. Kan men dan zeggen dat voor die vriend de naam “George Washington” slechts de concrete ervaring van een in een fauteuil zittende pijprokende man aanduidde? Maken andere voor hem bekende feiten niet deel uit van zijn ervaring? Bijvoorbeeld dat George Washington was opgeleid als landmeter en later als generaal veldslagen verloor maar uiteindelijk tegen de Engelsen ook won. Een man die het liefst op z’n landgoed Mount Vernon was, de eerste president van de Verenigde Staten was en door het volk bewonderd werd, maken al dit soort feiten voor hem geen deel uit van de naam ‘George Washington’?

Projecteert men dit op zijn eigen ervaringen dan ziet men onmiddellijk de onjuistheid daarvan. Als ik prinses Beatrix een hand geef is zij echt niet alleen een stevige dame met een opgeblazen kapsel en een verkeerd gekozen hoed. Dan ben ik me er echt heel erg bewust van dat ik een hand geef aan de voormalige Koningin der Nederlanden, wat voor mij een betekenis heeft die ver uit gaat boven het beeld en een handdruk van een willekeurige dame. De onjuistheid van Russell’s bewering blijkt ook uit de situatie dat een vriend zich niet in Washingtons nabijheid bevindt. Zou de naam voor hem dan een andere betekenis hebben als wanneer hij hem in levende lijve ziet? Hoeveel verschillende betekenissen zou de naam ‘Washington’ dan wel voor hem hebben?

Ik kan slechts concluderen dat de naam ‘George Washington’, ook voor een vriend in zijn tijd, niet slechts een concrete zintuiglijke ervaring maar een complex begrip aanduidt dat is samengesteld uit herinneringen aan vele verschillende ervaringen die hij in zijn leven ondergaan heeft. Daaronder zijn ook eigen, concrete ervaringen met de persoon George Washington, die vormen echter slechts een deel van het geheel aan ervaringen die tezamen de inhoud bepalen van de betekenis die de naam ‘George Washington’ voor hem heeft.

(5) Na zijn dood traden voor hen herinneringen in de plaats van waarnemingen, wat een verandering ten gevolge had in het geestelijk proces, dat zich voltrok, wanneer zij zijn naam gebruikten
, stelt Russell. Gezien het voorgaande kan ik het ook hiermee niet eens zijn. Als Washington sterft blijven de op dat moment bestaande herinneringen in stand en worden aangevuld met nieuwe ervaringen: het bericht van zijn dood, de aanblik van het dode lichaam, de gevoelens van treurnis, de begrafenis, en zo voorts. Daardoor verandert de betekenis van zijn naam uiteraard wel, maar de oude ervaringen blijven ook in stand. Iemand kan bezwaarlijk bevriend zijn met een zich ontbindend lijk, maar de zin: “De vrienden van George Washington herdenken hem nog ieder jaar op 14 december” zou, vijf jaar na zijn dood uitgesproken, niets vreemds hebben. Wel is dit een zin uit de natuurlijke taal, de logicus Russell zou deze zin heel anders analyseren. Maar de natuurlijke, niet logisch geanalyseerde zin geeft duidelijk aan dat we op het moment van uitspreken of opschrijven geen onderscheid maken tussen het object vijf jaar geleden toen het nog leefde en de referentie van ons denken nu hij overleden is.


(6) Voor ons, die hem nooit hebben gekend, staan de zaken weer anders. Wij kunnen ons zijn beeld voor ogen halen en zeggen: ja, dat was hij. We kunnen denken aan de eerste president van de Verenigde Staten. Wanneer wij heel weinig van hem afweten, is hij voor ons misschien alleen maar de man die de naam George Washington droeg.
Voor ons ligt het tweehonderd jaar later inderdaad enigszins anders. Als de naam ‘George Washington’ voor ons betekenis heeft, kan die geen herinneringen bevatten van concrete ervaringen die we met de levende persoon Washington hebben ondergaan. Maar wij kunnen, anders dan Russell suggereert, niet alleen zijn beeld voor ogen halen of weten dat hij de eerste president van de Verenigde Staten was. Als we zijn brieven lezen of beschrijvingen van tijdgenoten die hem persoonlijk hebben meegemaakt, kunnen we ervaringen opdoen die veel verder gaan dan het voor de geest halen van een beeld of de kennis dat hij de eerste president was en behoorlijk ver gaan in de richting van de ervaringen die tijdgenoten hadden. Natuurlijk blijft er een groot verschil met de betekenis die zijn naam voor zijn vrienden had of ook voor andere tijdgenoten had.

(7) Wát ook deze naam bij ons wakker moge roepen, niet de man zelf, die we nooit hebben gekend, maar iets, dat thans bestaat voor onze zintuigen, of herinnering, of gedachten.
Dat is juist, maar zoals hiervoor beargumenteerd, ligt daarin niet het verschil met de betekenis die de naam voor tijdgenoten had. Aardig is dat Russell tot dit punt is uitgegaan van ervaringen en herinneringen en nu plotseling de ‘man zelf’ ten tonele voert. Tegelijkertijd stapt hij over op het vage ‘in ons wakker roepen’. Inderdaad, iemand die al tweehonderd jaar dood is kan ons niet meer wakker roepen en evenmin iets in ons.

Russell gaat er hier zonder enige argumentatie van uit dat de persoon zelf deel uit maakt van de betekenis die zijn naam voor wie dan ook heeft. Hij sluit daarbij aan bij het begrip ‘Bedeutung’ van Frege [2]. 

Echter, zoals hiervoor beargumenteerd, kan de betekenis die de naam ‘George Washington’ voor iemand heeft slechts bestaan uit herinneringen aan ervaringen die de betreffende persoon in zijn leven heeft opgedaan en die in zijn geest bestaan. Wanneer ‘de man zelf’ overlijdt, blijft zijn naam betekenis houden en niet alleen in de betekenis van een dood lichaam. ‘De man zelf’ kan eventueel beschouwd worden als de oorzaak van alle ervaringen die iemand met hem opgedaan heeft, maar kan geen deel uit maken van de betekenis die zijn naam voor een ander heeft.

(8) Dit bewijst de onhoudbaarheid van de redenering van Parmenides.
De stelling van Parmenides is ook in mijn opvatting onhoudbaar. Het begrip ‘George Washington’ bestaat wel degelijk nog steeds, ook nog tweehonderd jaar na zijn overlijden, maar het heeft niet meer dezelfde inhoud als tijdens zijn leven. Het is, anders dan Parmenides beweert, niet constant in de tijd, het verandert wel degelijk. Ook is de betekenis van het begrip, zowel nu als tijdens zijn leven, voor verschillende mensen anders. Daarin volg ik Russell.

3.3 Een onoplosbare paradox

Maar Russell’s opvatting dat ‘de man zelf’ onderdeel kan uitmaken van de betekenis die zijn naam heeft voor een bepaald persoon moet ik bestrijden. Een begrip bestaat niet uit directe, concrete ervaringen maar is een complex van herinneringen aan directe en indirecte ervaringen dat zich in de loop van de tijd voorturend ontwikkeld heeft en blijft ontwikkelen. Daar kunnen, voor mensen die hem persoonlijk kenden, ervaringen bij zijn met de persoon zelf, maar altijd zijn daar ook veel indirecte ervaringen bij, zoals meningen, in de krant beschreven debatten, gevolgen van door hem genomen beslissingen, tegenwoordig ook film- en televisiebeelden, en zo voorts.

In navolging van Frege zag Russell, evenals nog steeds alle eigentijdse realisten, de betekenis van een naam als een referentie aan het fysieke object waarop die naam betrekking heeft. De argumentatie van Parmenides dwingt hem om die opvatting te verlaten en aan het begrip ‘betekenis’ een andere inhoud toe te kennen. Terecht stelt hij dat een bepaalde naam voor iedereen een andere betekenis kan hebben, zowel tijdens het leven van de betreffende persoon als er na. Echter, de voor de hand liggende consequentie, dat de betekenis van een naam dus niet de referentie aan die fysieke persoon kan zijn, accepteert hij niet. Daarmee creëert hij een onoplosbare paradox.

———-
[1] History of Western Philosophy and its connection with political and social circumstances from the earliest times to the present day.
Vertaling Servire B.V. Katwijk aan Zee, 1984 (Enkele opmerkingen hebben specifiek betrekking op deze vertaling. Voor de originele tekst zie de Engelse versie van dit hoofdstuk)

[2] Friedrich Ludwig Gottlob Frege ( 1848 – 1925) maakte onderscheid tussen ‘Sinn’, dat wat een begrip voor ons inhoudt en ‘Bedeutung’, dat waarnaar het begrip verwijst. Zijn bekende voorbeeld: “de Avondster is de Morgenster”. Beide begrippen refereren aan dezelfde planeet Venus.